Thema DvhJ 2024 – Lef / lev

Thema: Lef/ lev

Wat betekent ‘lef’? Je ergens instorten zonder te weten waar je uitkomt? Nergens bang voor zijn? Lef heeft alles te maken met moed. Met moed die samengaat met bewogenheid en inspiratie. Moed die energie geeft om werk of zelfs bergen te verzetten. Er is genoeg in onze wereld, in onze samenleving, onze geloofsgemeenschappen om somber over te zijn. Maar in het jodendom en christendom geloven we in de toekomst en in onze blijvende inzet daarvoor. Binnen onze gemeenschappen en daarbuiten. Vandaar het thema van de Dag van het Jodendom 2024: LEF/ LEV!

Waarom dit thema?

Wat we met dit thema, of liever gezegd: deze kapstok vooral willen is een fris en positief geluid laten horen, als tegenwicht tegen de overvloed aan aandacht voor het negatieve in de sociale media. Een fris geluid, ook ondanks alle problemen en vraagstukken waar Joden en katholieken in Nederland mee te maken hebben. Er zijn namelijk ook positieve ontwikkelingen te melden en initiatieven waar mensen hun schouders onder zetten, tegen de trends in. Daar heb je lef en motivatie voor nodig. Denk bijvoorbeeld aan nieuwe Joodse gemeenschappen, vooral van jongeren, en het synodale proces in de Rooms-Katholieke kerk. Groots en meeslepend? Nee, misschien niet. Maar elk gesprek, elke ontmoeting, elke wandeling telt en inspireert. Lef zit juist in de kleine dingen. 

 LEF en LEV

Het Nederlands ‘lef’ komt uit het Jiddisj en is afgeleid van het Hebreeuwse ‘lev’, wat ‘hart’ betekent. In de Bijbel heeft het woord ‘hart’ verschillende betekenissen. Het is het lichaamsorgaan en het gebied eromheen, het ‘midden’ of ‘binnenste’ van het lichaam. Het hart is de zetel van gevoelens, net als in onze cultuur. Maar het hart staat in de Bijbel voor veel meer: voor het denken, inzicht en wijsheid, wil en levenskracht. In Deuteronomium 6,5 lezen we: ‘Je zult de Heer je God dienen met heel je hart en heel je ziel en al je krachten.’

De gevoelens die in het hart zetelen kunnen positief of negatief zijn. Denk aan het diepe verdriet van de kinderloze Hanna (1 Samuël 1,8) en haar vreugde na de geboorte van haar kind (2 Samuël 2,1). Het hart is het orgaan van de toewijding aan God (Deut. 6,5) en de ontvankelijkheid voor het goede (Psalm 7,11). Maar we vinden ook teksten over het hart dat zich juist afkeert van God en volhardt in onrecht en ontrouw. Het bekendste voorbeeld is de farao die de nakomelingen van Jakob niet wil laten gaan uit het slavenhuis Egypte (Exodus 8). Letterlijk staat er dat hij zijn hart ‘zwaar’ maakt. Vertalingen geven dit meestal weer als ‘verharden’. Dat is wat verwarrend, want in de Hebreeuwse Bijbel heeft het ‘hard maken’ van het hart ook een positieve betekenis. Zoals in Psalm 27,14 en 31,25, waar de psalmist oproept om het hart ‘hard te maken’, dat wil zeggen: moed te houden en te vertrouwen op de Heer. In het jodendom wordt Psalm 27 gelezen in de maand voor Nieuwjaar, Rosj hasjana, en in de tijd van de Hoge Feesten, een tijd van inkeer en bezinning.

Gewone mensen en buitengewone moed

De oproep uit Psalm 27,14 klinkt door in het joodse begrip ‘ometz lev’ (‘het stevig maken van je hart’). Daarmee wordt morele moed bedoeld, het soort moed dat ieder van ons in zich heeft maar dat vaak een slapend bestaan leidt. Niet de grote heldenmoed en niet de grote gebaren van de leiders. De dappere vroedvrouwen uit Exodus 1 zijn heel gewone vrouwen die het bevel van de machtige koning negeren om kinderen te redden. Moed betekent niet dat je je angst negeert, maar dat je handelt door je angst en onzekerheid heen. Zoals ook Esther deed door onuitgenodigd de koning te benaderen (Esther 4,10-5,3).

Brutalen hebben de halve wereld – of niet?

Brutalen hebben de halve wereld – maar niet volgens jodendom en christendom. Christenen zullen verwijzen naar de zaligsprekingen in het evangelie volgens Mattheus. Het zijn juist de eenvoudige en zachtmoedige mensen, de mensen die omzien naar anderen en ‘zuiver van hart’ zijn die een bijzondere plaats bij God hebben. In een van de bekendste geschriften uit de joodse traditie vinden we de uitspraak van een zekere Juda zoon van Tema dat zij die brutaal zijn naar de hel gaan en zij die blozen [dat wil zeggen: verlegen en bescheiden zijn] naar de tuin van Eden, het paradijs (Pirke Avot 5,20).

Kortom: lef is niet zomaar durf. Zoals we kunnen lezen in het Nederlands Israëlitisch Weekblad van 11 september 2015: “Lef heeft een specifieke inhoud: het is wat je nodig hebt om angst te overwinnen. Immers, als je geen angst kent, waarvoor zou je dan moed nodig hebben? Maar moed is niets, inhoudsloos, wanneer het zonder hart komt. Lef zonder hart is niets meer dan streven naar macht en bevestiging van het eigen ego.”