Verschil mag er wezen, de overeenkomsten zoeken moet

Column Esther Hugenholtz

Nadat ik vorige winter in een kerk één van mijn lezingen had gehouden in het kader van de ‘Dag van het Jodendom’ kreeg ik door de diaken een privétour van het gebouw aangeboden. Als in een Dan Brown roman kropen wij op ladders en door duistere gangetjes totdat we opeens in de nok van de kerk stonden.

In eerste instantie keek ik instinctief naar beneden naar de vloer, het altaar en het kruis. Pas daarna richtte mijn blik zich naar voren, naar het koepelvormige dak. Ik slaakte een kreet van bewondering. Daar zag ik in prachtige gouden letters staan, ‘sanctus sanctus sanctus Dominus Deus Sabaoth’ en een rilling van religieuze herkenning trok door mij heen. Wanneer wij Joden als gemeenschap bidden is deze zin standaard onderdeel van onze liturgie: ‘kadosj kadosj kadosj Adonai Tsewaot melo kol ha’aretz kewodo’. ‘Heilig, heilig, heilig is de Heer der Heerscharen, de hele aarde is vervuld van Zijn glorie.’ (Jesaja 6:3)

Ik was ontroerd.

Verrukt liet ik mijn ogen door de prachtige koepel dwalen, azuurblauw met gouden sterren en ik stelde mij de engelen voor die elkaar het sanctus toeroepen, zoals de profeet Jesaja beschrijft in zijn visioen. Ik richtte mijn ogen naar het hoogste deel van de koepel en zag daar een prachtige schildering van het Lam Gods. Opeens schrok ik, de herkenning was plotsklaps weer verdwenen. Het concept van het Lam Gods past fundamenteel niet in de Joodse theologie.

Een van de vragen die mij bezighoud binnen de interreligieuze dialoog is het durven erkennen van zowel verschillen en overeenkomsten. Het is gemakkelijk om enerzijds met alle goede wil van de wereld over de verschillen heen te walsen of anderzijds schichtig om te gaan met wat ons bindt. Beiden doen onze dialoog en onze tradities geen recht aan. We zijn anders—voor hele essentiële redenen—en we hoeven hiervoor niet onze excuses aan te bieden. Tegelijkertijd is blindstaren op de verschillen niet constructief en ontzeggen wij ons zelf de kans om ons oprecht te laten verrassen en ontroeren door die overeenkomsten.

De Katholieke Kerk is een wereldkerk. Ook zij zal vast en zeker dagelijks, al twee millennia lang, omgaan met diversiteit. En als goede Jood ben ik altijd in voor discussie. Onze hele Talmoedische (en ‘kerkrechtelijke’) traditie rust op de moed om het roerend met elkaar oneens te zijn. Daar is het Jodendom alleen maar humaner en leefbaarder van geworden.

Uit dit spanningsveld tussen verschil en overeenkomst kan iets prachtigs voortkomen. De engelen fluisteren namelijk niet stilletjes naast elkaar maar roepen elkaar toe, elkaar rechtaankijkend en vol zelfvertrouwen. Als wij elkaar recht durven aan te kijken en vanuit onze eigen kracht en openheid van geest elkaar durven aan te spreken, dan komen de gulden letters echt tot glans. ‘Heilig, heilig, heilig’.

Heiligheid zit altijd in de dialoog. Verschil mag er wezen maar de overeenkomsten opzoeken moet.